- warm
- {{warm}}{{/term}}I 〈bijvoeglijk naamwoord〉1 [met hoge temperatuur] warm, hot♦voorbeelden:1 warme bronnen • hot/thermal springswarm water • hot waterwarm eten • hot mealhet warm hebben • be warm/hotik kreeg het er warm van • 〈figuurlijk〉 it got me in a cold sweat; 〈letterlijk〉 it made me hotiets warm maken • heat something; 〈opwarmen〉 heat up somethingniet warm of koud van iets worden • blow neither hot nor cold, be quite indifferent to somethinghet begon (lekker) warm te worden in de kamer • the room was warming upiets warms • something warm/hot (to eat/drink)¶ je bent warm! • you are (getting) warm/hot!iets warm houden • 〈figuurlijk〉 keep something to the fore, keep something alive; 〈letterlijk〉 keep something warm/hotII 〈bijvoeglijk naamwoord, bijwoord〉1 [de warmte vasthoudend] warm2 [hartelijk, vurig] warm ⇒ warm-hearted, ardent3 [geestdriftig] warmed up ⇒ enthusiastic4 [aangenaam] warm ⇒ pleasant♦voorbeelden:1 een warme jas • a warm coat2 in warme bewoordingen • warmlyiemand zijn warme dank betuigen • express one's heartfelt thanks to someoneeen warm voorstander van iets zijn • be an ardent/a fervent supporter of somethingiemand iets warm aanbevelen • recommend something warmly to someone3 warm lopen voor iets • feel enthusiasm for somethingiemand voor iets warm maken • rouse someone's interest in something4 een warme stem • a warm/pleasant voicewarm van toon • in a warm/pleasant tone
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.